Het St.-Antoniuscollege is een katholieke scholengemeenschap met de afdelingen lwoo, vmbo, havo, atheneum en gymnasium. De school is gehuisvest op drie locaties; twee in Gouda en één in Bodegraven. In totaal zijn negen kunstwerken geïnventariseerd. De nieuwe VMBO-locatie De Meander wordt binnenkort verrijkt met een sculptuur van Hans Reijnders uit Venlo.
Een ijzeren constructie, zwart geschilderd; op een betonnen sokkel
Afmeting :
150 cm x 100 cm x 90 cm; de sokkel meet 70 cm x 30 cm x 30 cm
Plaats :
Op het plein voor de school
Kunstenaar :
Theo Stevens
Datering :
1965
Geschiedenis: De sculptuur is gemaakt ter gelegenheid van de bouw van de R.K. ULO-school in 1965; na de sloop van deze school is de sculptuur in 1994 op zijn huidige plaats gezet
Theo Stevens Theo (Theodorus Johannes Maria) Stevens (Tilburg 1926) studeerde van 1949 tot 1953 bouwkunde aan de HTS te 's Hertogenbosch en in de jaren 1953 en 1954 aan de Academie voor Vrij Schilderen en Beeldhouwen in Tilburg, waarna hij het Nationaal Hoger Instituut voor Beeldende en Bouwende Kunsten in Antwerpen bezocht. Vooral August Rodin (1840 - 1917), Henri Puvrez (1893 - 1971) en Jacques van Poppel (1909 - 1976) beschouwt hij als leermeesters die hem geīnspireerd hebben. Na de voltooiing van zijn studies in 1957 was hij, met Tilburg als woonplaats, werkzaam als architect, ontwerper, docent schilderen en tekenen en sinds 1960 als voltijds beeldend kunstenaar. Theo Stevens werkt met diverse materialen: steen, hout, terracotta, metaal, keramiek en brons. In de verbeelding van zijn onderwerpen - figuratief (dieren, mensen) en non-figuratief - probeert hij vakmanschap en emotie centraal te stellen. Zijn portretten in brons en keramiek (vaak in opdracht gemaakt) staan in de traditie van het klassieke vakwerk waarin de kunst van Grieken en Romeinen voortleeft. Werk van Theo Stevens is aangekocht door het Ministerie van OCW; beelden van zijn hand staan in de openbare ruimte van Valkenswaard (Studerende Jeugd), Dongen ( (Stoeiende Jeugd), Tilburg (Uitvliegende Jeugd), Roosendaal (Spelende Kinderen), Schiedam (Distillateur) en Cuyck aan de Maas (Crucifix). Theo Stevens exposeert zeer geregeld zowel individueel als in groepsverband, het meest in Brabant maar ook in Nijmegen, Antwerpen, Hilversum en vaak in dezelfde galeries.
Geschiedenis: Het werk is vervaardigd in het kader van de percentageregeling bij het tot stand komen van de nieuwbouw in 1965 -1966
Bijzonderheden: De kunstenaar heeft mogelijke activiteiten in een aula verbeeld: het maken van muziek (cello), het vertonen van een film (camera), dansen (dansgroep), feestvieren (glazen, kurken, flessen), schaken (paard, toren, pion, koningskroon), een lezing over de natuur (blad, vis, vogel). Deze zes elementen worden ondersteund en verbonden door kleinere.
Piet Schoenmakers Piet Schoenmakers (Roermond 1919) volgde eerst de door architect Pierre Cuypers opgerichte Tekenschool in zijn woonplaats. In 1937 ging hij naar de Rijksacademie in Amsterdam, waar hij zich inschreef voor de afdeling Grafische Kunsten. In 1941 won hij de Prix de Rome voor grafiek; in 1948 kon hij de erbij horende studiereis naar Italië maken. Daar maakte de Romeinse kunst indruk op hem evenals die van de Etrusken en een tentoonstelling van Marino Marini. Hij exposeerde zijn Italiaanse werk en dat van een reis naar Marokko bij kunsthandel Konings in Swalmen. Nadien leidde Schoenmakers een teruggetrokken leven zonder exposities, om zijn eigenheid te ontdekken en veilig te stellen. Pas in 1984, bij zijn 65ste verjaardag, organiseerden vrienden een expositie van zijn vrije werk in het gemeentemuseum van Roermond. Daarbij verscheen ook een monografie over hem (Ed Wingen, Piet Schoenmakers. Venlo, 1984.) Ook daarna zijn tentoonstellingen (bij Krikhaar in Amsterdam en het Mondriaanhuis in Winterswijk) schaars gebleven. Als monumentaal kunstenaar heeft Schoenmakers gewerkt met veel uiteenlopende materialen. Zijn creaties staan van Maastricht tot Leeuwarden en ook vlak over de grens in België en Duitsland, zowel in kerken als in openbare gebouwen.
Geschiedenis: Het werk is in het kader van de percentageregeling vervaardigd en geplaatst bij gelegenheid van de nieuwbouw van de school
Bijzonderheden: De sculptuur is niet meer compleet; aan de rechterzijde ervan is een element weg.
Aart van den IJssel Aart van den IJssel (Den Haag 1922 - Voorburg 1983) volgde, opgeleid als huisschilder, in de avonduren schilderlessen aan de Koninklijke Academie. Na de Tweede Wereldoorlog nam hij les in beeldhouwen aan de Haagse Vrije Academie. Van den IJssel ontdekte dat hij zijn ideeën beter in metaal dan in steen kon vormgeven. Vanaf 1954 had Van den IJssel een atelier in Voorburg, dat door toedoen van Frits Becht, kunstverzamelaar, en Wim Beeren, de latere museumdirecteur, een centrum van beeldende kunst werd. Zij richtten de Artistieke Werkgroep "De Nieuwe Ploeg" op en organiseerden tussen 1951 en 1954 in park Sonnenburgh en in de tuin van Hofwijck buitententoonstellingen, toen een nieuw verschijnsel, van met materiaal en techniek experimenterende kunstenaars. Van den IJssel had in 1954 een solotentoonstelling in Hofwijck die hem veel publiciteit en opdrachten bezorgde. Hij werkte samen met de architect J.J.P. Oud, voor wiens bouwwerken hij objecten maakte. In 1982 had hij zijn laatste grote expositie in het Haagse Pulchri, waar hij ook zijn werkwijze met technische tekeningen verduidelijkte. Van den IJssel is altijd door de natuur gefascineerd geweest, vooral door insecten en paarden, die hij beide graag voorzag van pantsers en stekels "ter bescherming". Daarnaast zijn zonneruiters een veelvoorkomend thema. Behalve verbeeldingen van de prachtige maar wrede dierenwereld maakte Van den IJssel heel andere objecten, zoals crucifixen, daartoe geïnspireerd door kruizen op Franse kerkhoven. Over Van den IJssel bestaat een monografie waaraan deze informatie is ontleend: Saskia Gras, Aart van den IJssel, kwetsbaar gepantserd. Serie Haags Palet deel 10.Uitgave van Stichting Haagse Beeldende Kunst en Kunstnijverheid. Voorburg, 2004. ISBN 90 - 70003 - 10 - 4.
Geschiedenis: Het werk is ontworpen en gemaakt op de experimentele afdeling van de Porceleyne Fles ter gelegenheid van de nieuwbouw van de school en in 1966 geplaatst, alles in het kader van de percentageregeling
Bijzonderheden: "Uitgebeeld is het groeien van kennis en ervaring op school, alsmede het rijper worden van de jeugd. De uil, links, symboliseert studie en kennis, de boom, rechts, het groeien waarbij zon en licht onmisbaar zijn. De jongen en het meisje vertegenwoordigen de schooljeugd, zij zijn de kern waaromheen de vorm werd opgebouwd, als een pit in een vrucht." Aldus de maakster. Het werk wordt vermeld in Mieke G. Spruit - Ledeboer, Nederlandse Keramiek 1900 - 1975 (Assen/Amsterdam 1977. ISBN 90 232 1414 5), blz. 353.
Bettie van Lange Bettie ( Elisabeth Maria) van Lange (Made N.Br. 1941) genoot haar opleiding aan de Academie St. Joost in Breda (1958 - 1963). Daarna was zij tot 1967 verbonden aan de experimentele afdeling van De Porceleyne Fles in Delft. In dat jaar huwde zij met G.A. Abbad en verhuisde naar Curaçao. Aldaar was zij van 1978 tot 1991 docente aan de Akademia di Arte. Ook begon zij er in 1980 een eigen atelier waarin ze zich toelegde op de ontwikkeling van kleisamenstellingen, op glazuurreceptuur en natuurlijk op het draai- en plastiekwerk, dat alles gecombineerd met het geven van privé lessen. Van Lange beoefent de potterie, waarbij ze graag in series denkt en werkt, en maakt ook (wand)plastieken. Werk van haar is in het bezit van het Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam, het Gemeente Museum in Arnhem, van de Rijkscollectie, van De Hermitage in Sint-Petersburg, het Hof van Justitie Curaçao en het St. Elisabeth Hospitaal aldaar. Ze is ook vertegenwoordigd in verzamelingen van particulieren (Achterberg, Dobbelmann). Monumentaal werk maakte ze niet alleen voor het St.-Antoniuscollege maar ook voor de NMB Bank in Groningen, de Mytylschool in Leiden, de World Expo in Montreal en de Sociale Verzekeringsbank op Curaçao.
Geschiedenis: Het werk is, zij het met grote vertraging, vervaardigd in het kader van de percentageregeling ter gelegenheid van de uitbreiding van de school met een vierde verdieping in 1975
Bijzonderheden: Het thema beweging is verbeeld in drie "velden": de kunst (hier ballet), de natuur (hier: vogels en golven) en sport (hier: balspel). Gesigneerd en gedateerd "Broehs 79"
Cees Broehs Broehs (pseudoniem voor Cornelis Broekhuisen) werd in 1917 geboren te Gouda. Hij is autodidact en als beeldhouwer werkzaam sinds 1952; aanvankelijk naast diverse werkkringen, vanaf 1970 zelfstandig. Broehs heeft vanwege zijn gevorderde leeftijd zijn artistieke werk intussen moeten opgeven. Broehs heeft voornamelijk in natuursteen en hout gewerkt, maar ook in brons en keramisch materiaal. Zijn vormelementen ontleende hij aan de mens en de organische wereld, maar hij streefde geen naturalistische herkenbaarheid na, wel evenwicht en harmonie. . Tot en met 1998 heeft Broehs veel geëxposeerd, vooral in het eigen land maar ook in Brussel en Tallinn. In 1997 had hij ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag een jubileumexpositie in de Stadsgalerie te Gouda. . Broehs heeft meer dan veertig opdrachten uitgevoerd, zowel voor particulieren als instellingen.
Geschiedenis: Sommige medewerkers van de school herinneren zich nog dat de klok ( de blokjes opgeplakt op een schrootjeswand) in de aula zat; in 1989 is de klok gesloopt en zijn de elementen in een doos opgeslagen. De klok zal opnieuw worden samengesteld en een plaats krijgen in de nieuwe VMBO-locatie, De Meander.
Bijzonderheden: De maakster of maker heeft de twaalf elementen als volgt beschreven in zes antipodische paren:
"Bij :
XII uur
St.Antonius, patroon van de school
VI uur
Het stadswapen van Gouda als plaats van vestiging
I uur
De wijze maagd, voorbeeld en leerkracht in tegenstelling van
VII uur
de dwaze
II uur
De apocalyptische ruiter, als christelijk voorbeeld, voortvarend en vroom
VIII uur
de centaur, als beklemtoning van de voortvarendheid bij II uur
III uur
De Phoenix, de volharding: van vooruit moeten en kunnen met de sterkte van
IX uur
de Leeuw
IV uur
geeft Orpheus aan, die voor de lammeren speelt de leraar, de leerlingen.
X uur
David, eveneens de leraar symboliserend
V uur
De profeet Eliseus, die Gods komst voorspelde door een maagd
XI uur
de apocalyptische vrouw, de maagd die moeder werd om God."
Negroïde kind (hoofd, profiel en torso) met bord in de handen
Techniek/materiaal :
Brons
Afmeting :
45 cm x 30 cm; de eigen hardstenen sokkel van de sculptuur meet 7cm x 10 cm x 7 cm
Plaats :
In de gang
Kunstenaar :
Eric Claus
Datering :
Onbekend
Geschiedenis: In het schooljaar 1988/1989 hebben alle scholen voor voortgezet een replica van dit kunstwerk gekregen als ze actie hadden gevoerd voor Unicef (Kunst voor een kind/de nationale scholenactie). De grootte van de replica hing af van de opbrengst van de actie in de school.
Bijzonderheden: Op de rechthoekige sokkel van het beeld zit een plaquette met de tekst: "Ik Afrika geef" geschenk UNICEF t.g.v. nationale scholenactie "kunst voor een kind" december 1988. De originele sculptuur in groot formaat is het eigendom van het Afrika Museum in Berg en Dal en staat daar in de tuin.
Eric Claus Eric Claus (Haarlem 1936) is leerling geweest van de Grafische School te Amsterdam, van de Rijksnormaalschool voor tekenleraren te Amsterdam en van de Rijksacademie aldaar. In 1961 heeft Claus de Sportprijs van het Prins Bernhardfonds gewonnen; een jaar later de eerste prijs van de Vereniging voor Penningkunst en in 1987 de Thérèse van Duyl Schwartze portretprijs. Deze prijzen geven een indicatie van het werkterrein van Claus: hij heeft veel sculpturen en penningen ontworpen voor prijzen (zoals de P.C. Hooftprijs, Louis d'Or, Theo d'Or, Harlekino, Colombina, Toon Martensprijs, E.C.I. prijs, Shellprijs) en portretten gemaakt. Ook het vrije werk van Claus is figuratief. Veel van zijn beelden (grote en kleine) zijn te groeperen rond thema's waarin Claus zich gedurende vele jaren intensief heeft verdiept: de comedia dell'arte, filosofen van de twintigste eeuw en de klassieke mythologie. Werk van Claus bevindt zich in collecties van de overheid, particulieren en het bedrijfsleven. De meest recente en uitvoerige informatie over Claus geeft de catalogus 'Claus 2004', uitgave van de Kunststichting Hazart in Soest, behorend bij de gelijknamige tentoonstelling in Park Klein Engendaal te Soest 11 juni 2004 - 2 oktober 2004.
Ruwe gebakken klei-elementen (chamotte) gevat in mat geglazuurde, gladde blauwzwarte tegels.
Afmeting :
340 cm x 200 cm
Plaats :
Aan de buitenmuur van het overblijflokaal
Kunstenaar :
Ton Orth
Datering :
1966
Geschiedenis: Vervaardigd en geplaatst in het kader van de percentageregeling bij de bouw van de school
Bijzonderheden: De vier keramische elementen doen denken aan gereedschappen, eerder primitieve dan hedendaagse. Het reliëf lijkt daardoor te verwijzen naar het ontstaan van de beschaving, de tijd waarin de mens zich door het ontwikkelen van techniek tot een hogere graad van civilisatie bracht. De school is de plaats, zo suggereert het reliëf, waar deze ontwikkeling van de soort "mensheid" in de individuele ontwikkeling van elke leerling herhaald wordt. Het keramisch werk is uitgevoerd door De Porceleyne Fles in Delft. De schoolleiding probeert het werk, dat enige restauratie behoeft, mee te nemen naar en een plaats te geven in haar nieuwe VMBO-locatie De Meander, die in oktober 2005 in gebruik wordt genomen.
Ton Orth Ton (Antonius Franciscus) Orth (Rotterdam 1935) heeft in de jaren 1951 -1955 gestudeerd aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Rotterdam, de stad waar hij, met een Spaans intermezzo, zijn leven lang woont en werkt. Zijn eerste tentoonstelling was de Jeugd Biënnale in Parijs (1959); de tot nu toe laatste was een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam (1997) waar tekeningen van zijn hand uit een particuliere collectie te zien waren. Daartussen liggen zo'n zestig exposities in Nederland, Spanje, Denemarken, Noorwegen, New York; daaronder meer dan tien eenmanstentoonstellingen o.a. bij Galerie Asselijn in Amsterdam. Werk van hem is aangekocht door o.a. Museum Boymans van Beuningen, het Centraal Museum Utrecht, het Stedelijk Museum Schiedam, het rijk en de gemeente Rotterdam. Ton Orth verwierf in 1957, 1960 en 1973 de Koninklijke Subsidie voor de schilderkunst. Aanvankelijk was Orth sterk gericht op en geïnspireerd door oude culturen vooral die van Mexico. Hij had ook nauwe banden met Spanje en Spaanse kunstenaars. In 1963 maakte hij deel uit van Grupo International Menorca en was hij lid van de ballotagecommissie Salón de Mayo, Barcelona. Vanaf ongeveer 1970 heeft Orth zich geconcentreerd op één thema, door hem benoemd als "Tijd- Ruimte/ Materie-Energie". Hij heeft dit thema geëxploreerd in reeksen van tekeningen en schilderijen. Eind jaren zeventig heeft hij zich gericht op de fotografie. Aanvankelijk de zwart-wit fotografie, door hem gezien als een logisch vervolg op zijn tekeningen. In 1988 is hij begonnen me het fotograferen van installaties, die hij in kleur heeft opgebouwd in zijn atelier. Door het gebruik van de natuurlijke lichtinval ontstaan er series foto's met nieuwe geometrische-kubistische abstracte tendensen.
Vier gelijke open kubussen, die in elkaar zijn gemonteerd en waarvan sommige ribben zijn weggelaten
Techniek/materiaal :
Metalen constructie op betonnen voetstuk
Afmeting :
290 cm x 290 cm; de sokkel meet 150 cm x 128 cm x 128 cm
Plaats :
Voor de entree van de school
Kunstenaar :
André Volten
Datering :
1966
Geschiedenis: Vervaardigd in het kader van de percentageregeling en onthuld bij de opening van de school, die toen nog Katholieke Technische School "St.- Joseph" heette.
Bijzonderheden: Volgens mededeling van de vroegere directeur van De Rietgors, de heer C. Goes, heeft de school jarenlang een klein model van het werk, gemaakt door de docent metaal bewerken, bij de diploma-uitreiking gegeven aan de leerling die een voorbeeld voor zijn medeleerlingen geweest was. De schoolleiding probeert de sculptuur mee te nemen naar en een plaats te geven bij haar nieuwe VMBO-locatie De Meander, die in oktober 2005 in gebruik wordt genomen. Voordien wordt het werk gezandstraald en daarmee in zijn oorspronkelijke staat hersteld.
André Volten André Volten (Andijk 1925 - Amsterdam 2002) was korte tijd leerling van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam (1945 - 1946). Na een kort bestaan als schilder leefde hij vanaf 1950 in Amsterdam-Noord, waar hij zichzelf op een scheepswerf leerde lassen. Zo ontwikkelde hij zich tot de beeldhouwer met een geometrisch-constructivistische beeldtaal. Als zodanig werkte hij vanaf 1953 tot zijn dood, steeds meer erkend als een van de belangrijkste Nederlandse beeldhouwers van de naoorlogse generatie. Volten gebruikte al vroeg industriële producten zoals ijzeren profielbalken waarvan hij fragmenten tot grote open constructies laste. Halverwege de jaren zestig verwerkte hij er identieke vormen in als uitdijende reeksen. Na 1970 maakte hij meer autonome vormen, vaak in roestvrij staal, later ook messing. In 1954 was Volten een van de oprichters van de Liga Nieuwe Beelden, die samenwerking tussen beeldende kunstenaars en architecten nastreefde. Hij legde zich steeds meer toe op monumentale opdrachten en voedde de discussie over de noodzaak van kunst in het publieke leven. Bekende werken van Volten zijn te vinden op het Jaarbeursplein in Utrecht en in Amsterdam bij het Muziektheater, op het Frederiksplein en aan het IJ. Het Stedelijk Museum in Amsterdam wijdde in 1966 een tentoonstelling aan Volten. In 1996 heeft hij de Oeuvreprijs gekregen van het Fonds voor de Beeldende Kunsten, vormgeving en bouwkunst, in 1998 de Eremedaille voor kunst en wetenschap in de Huisorde van Oranje. (Zie Hein van Haaren en Rudi Oxenaar, André Volten: beelden voor de eigen ruimte - beelden voor de openbare ruimte. Nai Uitgevers, Rotterdam 2000).