Het Pius X College is een brede scholengemeenschap met drie locaties: twee in Almelo en één in Rijssen. Alle locaties hebben monumentale kunst in huis. In totaal beschikt het Pius X over zes kunstwerken.
Verschillende steensoorten gemetseld tot muurtjes en verdiepte cirkels
Afmeting :
2700 cm x 4700 cm
Plaats :
Binnenplaats van de school
Kunstenaar :
Gooitzen de Jong
Datering :
1971
Geschiedenis: Het werk is gemaakt bij de bouw van de school in het kader van de percentageregeling.
Bijzonderheden: Oorspronkelijk waren in de vormgeving ook houten zitbanken opgenomen en beplanting. In de loop van de jaren zijn de banken eruit gesloopt en is de beplanting tot één boom beperkt; dit alles uit overwegingen van beheersing van het onderhoud. In 1982 heeft de Ingenieurs Architecten Associatie (IAA) in Enschede voorgesteld om deze "bestratingsplastiek" te overkappen waardoor de functie van verpozingsruimte voor de leerlingen aan de binnenplaats teruggegeven zou kunnen worden; het voorstel is niet aangenomen.
Gooitzen de Jong Gooitzen de Jong (Enschede 1932 - Enschede 2004) studeerde van 1950 tot 1952, als eerste leerling, aan de AKI (onder anderen bij Aldo van Eyck) en aan de Rijksacademie in Amsterdam bij Esser van 1952 tot 1957. Daarna maakte hij studiereizen naar Italië en Frankrijk. Sinds 1958 was De Jong werkzaam als zelfstandig beeldhouwer; hij werkte in klei, gips, brons, hout en hardsteen. Daarnaast maakte hij tekeningen, aquarellen en schilderijen en gaf beeldend vorm aan architectonische ruimtes. In 1962 werd hij op initiatief van burgemeester Thomassen benoemd tot stadsbeeldhouwer van Enschede; na vijftien jaar trad hij als zodanig terug. Hij had intussen de stad Enschede verfraaid met beelden als De Trommelslager en Leda en de zwaan. In opdracht vervaardigde bronssculpturen heeft hij verder geplaatst in o.a. Amersfoort, Utrecht, Den Haag, Losser, Borne en Deventer. De Jong exposeerde, vaak in groepsverband, onder andere in het Stedelijk Museum te Amsterdam, op de Biënnale van Parijs 1962, op de Achtste Biënnale van Middelheim Antwerpen, op Sonsbeek '68 te Arnhem, in het Provinciaal Museum Zwolle in 1980 en in 2001 in Zutphen. In 1956 ontving hij de Gerard Terborchprijs, in 1957 de zilveren medaille en in 1959 de gouden erepenning van de Prix de Rome en tenslotte in 1985 de Charlotte van Pallandtprijs. De Jong was van 1972 tot 1984 docent beeldhouwen en van 1989 tot 1997 docent tekenen aan de avondopleiding van de AKI en van 1983 tot 1990 docent beeldhouwen aan de dagopleiding van de Academie Minerva te Groningen. In de laatste periode van zijn leven heeft hij een oeuvre als kunstschilder opgebouwd. Een selectie van zijn tekenwerk is opgenomen in de collectie van het Rijksprentenkabinet te Amsterdam.
De schilderijtjes tonen teksten die door middel van zeefdruk zijn opgebracht; het linnen is om een raam gespannen en heeft geen omlijsting. De schilderijtjes in de centrale hal hebben zeer gevarieerde kleuren; de teksten zijn op het linnen gedrukt in een variant van hun ondergrondkleur; de schilderijtjes in de twee trappenhuizen zijn om en om een wit schilderij met zwarte tekst en een zwart schilderij met witte tekst.
Afmeting :
De grootte van de schilderijen is zeer gevarieerd, bijvoorbeeld 10 cm x 20 cm, 31 cm x 40 cm, 20 cm x 27 cm
Plaats :
25 exemplaren zijn bevestigd aan een wand in de centrale hal; in de twee trappenhuizen hangen er zeven resp. acht
Kunstenaar :
Roel Achterberg
Datering :
1993
Geschiedenis: Het werk is gemaakt in het kader van de percentageregeling toen de school in 1993 haar nieuwbouw kreeg.
Bijzonderheden: De teksten op de schilderijtjes zijn geschreven door de kunstenaar op basis van interviews. Het zijn in de ik-vorm geschreven terugblikken op het schoolleven; de ondervraagden zijn heel diverse mensen: jong en oud, hoog en laag opgeleid etc. "Ze zijn als het ware kleine spiegeltjes voor de diverse leerlingen die ze lezen", zegt Achterberg erover.
Roel Achterberg Roel Achterberg ('s Hertogenbosch 1951) heeft zijn opleiding genoten aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam in de afdeling Monumentale Kunst. Aan zijn werk is af te lezen dat hij zich graag verdiept in en verbonden voelt met de beeldende kunst van andere tijden en van andere culturen. Roel Achterberg exposeert met grote regelmaat, opvallend vaak bij dezelfde galerieën: Galerie Lumen Travo in Amsterdam, Galerie Rob de Vries in Haarlem, Galerie van den Berge in Goes duiken steeds in het rijtje op. Achterberg heeft ook in het buitenland tentoonstellingen gehad: Parijs, Madrid, Frankfurt. In 2001 heeft hij geëxposeerd in de Bergkerk van Deventer. Roel Achterberg heeft menig opdracht verworven; in het jaar 2005 al twee van de gemeente Amsterdam. In de catalogus van de tentoonstelling in de Bergkerk wordt zijn werk als volgt gekarakteriseerd: "Alles wat hij maakt, noemt hij schilderij. Motieven als tekst, vrouw, dier, plant of geometrisch patroon. Van banaal tot bovenaards, leidraad is de herhaling. Niets is heilig. Op het eerste gezicht lijkt hij commentaar te leveren, maar al dwalend over de vaak forse formaten doemt een uiterst vrolijk nihilisme op. De tekst wordt losgezongen van zijn betekenis. Het in essentie bijzondere wordt door de herhaling gebanaliseerd. Er ontstaat een nieuw ikoon op basis van het bestaande. Soms humoristisch, soms zwaar op de hand, soms geil, maar altijd zonder pathos."
140 cm x 60 cm ; het beeld staat op een ronde sokkel van metselwerk met een hoogte van 65 cm en een doorsnede van 60 cm
Plaats :
In de binnentuin van de school
Kunstenaar :
Johan van Zweden
Datering :
1966
Geschiedenis: De sculptuur is in het kader van de percentageregeling voor de school ontworpen en geplaatst na het gereedkomen van de bouw van de LTS St.- Paul (de school is in augustus 1965 begonnen zonder geheel voltooid te zijn). Het beeld heeft eerst gestaan op de hoek van de Vriezenveense weg en de Sluitersveldsingel. Toen het daar drie keer het slachtoffer van vandalisme was geweest, is het verplaatst naar de binnentuin.
Bijzonderheden: De sculptuur is gebruikt als het eerste logo van de school. In het archief van de school zitten twee foto's: een van de voorvorm in was en een van het geplaatste beeld. De sculptuur komt tweemaal ter sprake in de monografie: F. van Dijk, C. Hofsteenge e.a., Johan Hendrik van Zweden; leven en werken. Op blz. 71 heet de sculptuur "Voetballende jongens" en op blz. 121 "Voetballers" in de volgende passage: 'Intussen had Van Zweden aan zijn huis een atelier laten bouwen waar hij groot werk kon maken. Daar ontstond het beeld "Voetballers" voor de katholieke technische school in Almelo. Uit een atelierfoto blijkt hoe hij de armatuur naar een kleiner model binnen een ijzeren constructie vormde. Het kleine model is echter aardiger dan het eindresultaat. Nog beter geslaagd is een kleine, meer horizontale versie van dit werk, hoewel een voetballer weinig begrip zal hebben voor de houding van de onderste speler.'
Johan van Zweden Johan (Johan Hendrik) van Zweden (Winschoten 1896 - Arnhem 1975) werd opgeleid tot onderwijzer maar liet zich in 1921 inschrijven aan de Groningse academie Minerva. In 1922 verliet hij die alweer en nam lessen bij Wiegers en Altink, leden van de vereniging De Ploeg. Daarvan werd Van Zweden spoedig ook een actief lid, die er ook uitdrukkelijk (cultuur) politieke standpunten uitdroeg. In 1926 werd hij benoemd tot hoofdonderwijzer in Amsterdam en behartigde als lid in Amsterdam de belangen van zijn Ploegvrienden. Zo deed hij moeite voor tentoonstellingen, vertegenwoordigde De Ploeg bij de Federatie en had namens De Ploeg zitting in de commissie die de tentoonstelling "Nederlandse levende Meesters in het Stedelijk Museum" (1932) voorbereidde. Na 1941 wordt hij in Ploegverband niet meer vermeld. Tussen 1925 en 1936 nam Van Zweden regelmatig deel aan tentoonstellingen van De Ploeg, voornamelijk met tekeningen en litho's. Na de Tweede Wereldoorlog legde hij zich toe op tekenen en beeldhouwen. In dat laatste had hij vanaf 1930 lessen gevolgd bij Gijs Jacobs van den Hof in Arnhem, waarnaar hij in 1929 was verhuisd. In de hierboven aangehaalde monografie wordt over zijn beeldhouwerschap geconcludeerd: 'Van Zweden is een veelzijdig beeldhouwer geweest, maar (..) hij was toch allereerst portrettist. (..) het overige werk (..) brengt meestal weinig over, is spanningloos (..) Hij lijkt na de oorlog het slachtoffer te zijn geworden van de groeiende belangstelling voor groter werk.' Zijn politieke interesse bracht hem tot deelneming in kunstenaarsbelangenverenigingen. Zo was hij secretaris van de Federatie van Beeldende Kunstenaarsverenigingen en medeoprichter van de Bond van Beeldende Kunstenaars (B.B.K). In de Tweede Wereldoorlog nam hij deel in het verzet en zat gevangen in Vught en het concentratiekamp Dachau. Zijn vooraanstaande plaats in het kunstenaarsleven spreekt uit zijn leraarschap aan de Rietveld Academie (1945 - 1962), zijn erelidmaatschap van de BBK sinds 1970, zijn benoeming tot Officier d'Académie, zijn verwerving van de Culturele Prijs van de Gemeente Arnhem (1957), zijn lidmaatschap van jury's voor de Koninklijke Subsidie van de Schilderkunst. (Gegevens ontleend aan Cees Hofsteenge, De Ploeg 1918 - 1941: de hoogtijdagen. Groningen, Benjamin & Partners, 1993)
Constructie van stalenbuizen, helder geel geschilderd
Afmeting :
Hoogte 1000 cm; doorsnede 20 cm
Plaats :
In de voortuin van de school
Kunstenaar :
Ruurd Hallema
Datering :
1980
Geschiedenis: Bij de oplevering van de derde uitbouw van de school geschonken door het personeel.
Ruurd Hallema Ruurd Hallema (Munstergeleen 1954) heeft zijn opleiding genoten aan de Stadsacademie voor toegepaste kunsten te Maastricht in de jaren 1972 - 1977. Later heeft hij aan de Academie voor Beeldende Vorming te Amersfoort zijn middelbare akten A & B Handvaardigheid gehaald. Van 1977 tot 1995 is hij leraar aan het Pius X College te Almelo geweest; vanaf 1989 is hij docent Beeldende Vorming aan de Hogeschool Edith Stein en sinds 2002 is hij dat ook aan de Saxion Hogeschool in Enschede. Vanaf 1979 heeft Hallema een indrukwekkende reeks tentoonstellingen gehad, niet alleen in het Oosten van het land maar ook in galeries als Ina Broerse in Laren, Hüsstege in Den Bosch, Mia Joosten in Amsterdam en Bianca Landgraaf in Blaricum. Onder hun patronage was hij ook vertegenwoordigd op kunstbeurzen als de P.A.N. Beurs en de KunstRAI in Amsterdam en The European Fine Art Fair in Maastricht. Ruurd Hallema heeft beelden en reliëfs gemaakt voor openbare ruimten als het Herdenkingsmonument voor de Adolf van Nassaukazerne in Zuid-Laren, voor het ziekenhuis Ziekenzorg en de Universiteit Twente in Enschede en het Olof Palme monument in Amsterdam. Ook heeft hij veel bronzen penningen en dergelijke gemaakt voor instellingen en bedrijven zoals de Stadspenning als kunstprijs van de gemeente Delden.
Geschiedenis: De hal is gebouwd in 1971 als uitbreiding van het oorspronkelijke gebouw. Het reliëf is gemaakt in het kader van de percentageregeling.
Bijzonderheden: Het reliëf bestaat uit acht nissen en negen blokken, steeds rechthoekig en van diverse formaten; de steen is dezelfde als voor de hele hal is gebruikt. In 2000 zijn een paar nissen omgebouwd tot vitrines.
Gooitzen de Jong Gooitzen de Jong (Enschede 1932 - Enschede 2004) studeerde van 1950 tot 1952, als eerste leerling, aan de AKI (onder anderen bij Aldo van Eyck) en aan de Rijksacademie in Amsterdam bij Esser van 1952 tot 1957. Daarna maakte hij studiereizen naar Italië en Frankrijk. Sinds 1958 was De Jong werkzaam als zelfstandig beeldhouwer; hij werkte in klei, gips, brons, hout en hardsteen. Daarnaast maakte hij tekeningen, aquarellen en schilderijen en gaf beeldend vorm aan architectonische ruimtes. In 1962 werd hij op initiatief van burgemeester Thomassen benoemd tot stadsbeeldhouwer van Enschede; na vijftien jaar trad hij als zodanig terug. Hij had intussen de stad Enschede verfraaid met beelden als De Trommelslager en Leda en de zwaan. In opdracht vervaardigde bronssculpturen heeft hij verder geplaatst in o.a. Amersfoort, Utrecht, Den Haag, Losser, Borne en Deventer. De Jong exposeerde, vaak in groepsverband, onder andere in het Stedelijk Museum te Amsterdam, op de Biënnale van Parijs 1962, op de Achtste Biënnale van Middelheim Antwerpen, op Sonsbeek '68 te Arnhem, in het Provinciaal Museum Zwolle in 1980 en in 2001 in Zutphen. In 1956 ontving hij de Gerard Terborchprijs, in 1957 de zilveren medaille en in 1959 de gouden erepenning van de Prix de Rome en tenslotte in 1985 de Charlotte van Pallandtprijs. De Jong was van 1972 tot 1984 docent beeldhouwen en van 1989 tot 1997 docent tekenen aan de avondopleiding van de AKI en van 1983 tot 1990 docent beeldhouwen aan de dagopleiding van de Academie Minerva te Groningen. In de laatste periode van zijn leven heeft hij een oeuvre als kunstschilder opgebouwd. Een selectie van zijn tekenwerk is opgenomen in de collectie van het Rijksprentenkabinet te Amsterdam.
Geschiedenis: De sculptuur is aangeschaft in het kader van de percentageregeling bij de bouw van de hal in 1971.
Bijzonderheden: De sculptuur is aan de achterkant gesigneerd "Gooitzen '72". De titel is de in de kring rond De Jong gebruikelijke aanduiding van het beeld. De sculptuur is met een verlengstuk aan de achterzijde bevestigd in de muur waardoor ze los van de muur lijkt te zweven, wat contrasteert met de suggestie van stevigheid en kracht die het beeld, ondanks de bescheiden omvang, uitstraalt.
Gooitzen de Jong Gooitzen de Jong (Enschede 1932 - Enschede 2004) studeerde van 1950 tot 1952, als eerste leerling, aan de AKI (onder anderen bij Aldo van Eyck) en aan de Rijksacademie in Amsterdam bij Esser van 1952 tot 1957. Daarna maakte hij studiereizen naar Italiė en Frankrijk. Sinds 1958 was De Jong werkzaam als zelfstandig beeldhouwer; hij werkte in klei, gips, brons, hout en hardsteen. Daarnaast maakte hij tekeningen, aquarellen en schilderijen en gaf beeldend vorm aan architectonische ruimtes. In 1962 werd hij op initiatief van burgemeester Thomassen benoemd tot stadsbeeldhouwer van Enschede; na vijftien jaar trad hij als zodanig terug. Hij had intussen de stad Enschede verfraaid met beelden als De Trommelslager en Leda en de zwaan. In opdracht vervaardigde bronssculpturen heeft hij verder geplaatst in o.a. Amersfoort, Utrecht, Den Haag, Losser, Borne en Deventer. De Jong exposeerde, vaak in groepsverband, onder andere in het Stedelijk Museum te Amsterdam, op de Biėnnale van Parijs 1962, op de Achtste Biėnnale van Middelheim Antwerpen, op Sonsbeek '68 te Arnhem, in het Provinciaal Museum Zwolle in 1980 en in 2001 in Zutphen. In 1956 ontving hij de Gerard Terborchprijs, in 1957 de zilveren medaille en in 1959 de gouden erepenning van de Prix de Rome en tenslotte in 1985 de Charlotte van Pallandtprijs. De Jong was van 1972 tot 1984 docent beeldhouwen en van 1989 tot 1997 docent tekenen aan de avondopleiding van de AKI en van 1983 tot 1990 docent beeldhouwen aan de dagopleiding van de Academie Minerva te Groningen. In de laatste periode van zijn leven heeft hij een oeuvre als kunstschilder opgebouwd. Een selectie van zijn tekenwerk is opgenomen in de collectie van het Rijksprentenkabinet te Amsterdam.
Diverse ronde vormen, variërend in hoogte, lengte en breedte
Techniek/materiaal :
Metselwerk van baksteen
Afmeting :
De binnentuin in zijn geheel meet 2000 cm x 2100 cm
Plaats :
De binnentuin van de school
Kunstenaar :
Gooitzen de Jong
Datering :
1980
Geschiedenis: De tuin met het metselwerk is aangelegd bij de derde en laatste uitbouw van de school in 1980, in het kader van de percentageregeling. Het project is uitgevoerd door leerlingen van de afdeling metselen onder leiding van hun docenten, de heren J. Hoitink en H.J. Klein Gunnewiek.
Bijzonderheden: In een "Informatief", uitgegeven ter gelegenheid van de heropening van St Paul op 5 november 1980, staat een artikel over de binnentuin waarin de ontwerper Gooitzen de Jong uitvoerig aan het woord komt. Het artikel geeft inzicht in zijn denken over ruimtelijke vormgeving bij scholen en dergelijke. Daarom volgt hierna een ruimesamenvattingervan.
Gooitzen de Jong Gooitzen de Jong (Enschede 1932 - Enschede 2004) studeerde van 1950 tot 1952, als eerste leerling, aan de AKI (onder anderen bij Aldo van Eyck) en aan de Rijksacademie in Amsterdam bij Esser van 1952 tot 1957. Daarna maakte hij studiereizen naar Italië en Frankrijk. Sinds 1958 was De Jong werkzaam als zelfstandig beeldhouwer; hij werkte in klei, gips, brons, hout en hardsteen. Daarnaast maakte hij tekeningen, aquarellen en schilderijen en gaf beeldend vorm aan architectonische ruimtes. In 1962 werd hij op initiatief van burgemeester Thomassen benoemd tot stadsbeeldhouwer van Enschede; na vijftien jaar trad hij als zodanig terug. Hij had intussen de stad Enschede verfraaid met beelden als De Trommelslager en Leda en de zwaan. In opdracht vervaardigde bronssculpturen heeft hij verder geplaatst in o.a. Amersfoort, Utrecht, Den Haag, Losser, Borne en Deventer. De Jong exposeerde, vaak in groepsverband, onder andere in het Stedelijk Museum te Amsterdam, op de Biënnale van Parijs 1962, op de Achtste Biënnale van Middelheim Antwerpen, op Sonsbeek '68 te Arnhem, in het Provinciaal Museum Zwolle in 1980 en in 2001 in Zutphen. In 1956 ontving hij de Gerard Terborchprijs, in 1957 de zilveren medaille en in 1959 de gouden erepenning van de Prix de Rome en tenslotte in 1985 de Charlotte van Pallandtprijs. De Jong was van 1972 tot 1984 docent beeldhouwen en van 1989 tot 1997 docent tekenen aan de avondopleiding van de AKI en van 1983 tot 1990 docent beeldhouwen aan de dagopleiding van de Academie Minerva te Groningen. In de laatste periode van zijn leven heeft hij een oeuvre als kunstschilder opgebouwd. Een selectie van zijn tekenwerk is opgenomen in de collectie van het Rijksprentenkabinet te Amsterdam.
Geschiedenis: Wellicht geplaatst bij de eerste uitbreiding van de school in 1968.
Bijzonderheden: De sculptuur is gesigneerd noch gedateerd. Albert Morselt was tot 1973 leraar handvaardigheid aan St. Paul.
Albert Morselt De heer Morselt heeft geen informatie willen geven over de sculptuur noch over zichzelf, omdat, zoals hij schrijft, "het te ver achter mij ligt en ik er geen enkele binding meer mee heb."