Het Etty Hillesum Lyceum in Deventer is een algemeen-bijzonder scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs. De school kent zes locaties, waarover verspreid PrO, VMBO, HAVO, Atheneum en Gymnasium wordt aangeboden. Op alle locaties is monumentale kunst aanwezig; in totaal gaat het om 15 werken.
Geschiedenis: Het object dateert van de bouw van de school, die in november 1975 is opgeleverd en in gebruik genomen. Het is gefinancierd in het kader van de percentageregeling. Het personeel had te kennen gegeven alleen in een kunstwerk geīnteresseerd te zijn als de leerlingen (speciaal onderwijs) er iets mee zouden kunnen hebben. Zandvliet heeft de medewerkers toen inspraak gegeven door een maquette van piepschuim te maken en ter bespreking aan te bieden.
Bijzonderheden: De elementen kennen veel kleine kleurvlakken; het schilderwerk is echter in slechte staat. De directeur beijvert zich voor een restauratie van het monument.
Het reliëf bestaat uit drie elementen die naast elkaar in de gevel zijn bevestigd; het geheel meet 125 cm x 440 cm
Plaats :
Boven de hoofdingang
Kunstenaar :
Gerard Bruning
Datering :
1966
Geschiedenis: Het reliëf is gemaakt en geplaatst in het kader van de percentageregeling
Bijzonderheden: In het midden staan een man en een vrouw, aan weerskanten van hen staan (elke kant zes) dierfiguren; het geheel is omgeven door en temidden van gestileerde bomen. Het werk is met twee foto's afgebeeld op blz. 54 en 55 van de hierna genoemde monografie.
Gerard Bruning Gerard (Gerard Maria) Bruning (Amsterdam 1930 - Utrecht 1987) was de oudste zoon van Henri Bruning. Deze literator, die als rechts-radicaal christen een opvallende rol speelde in het cultureel-maatschappelijk leven van de jaren 1920 - 1940, heeft ook door zijn keuze voor de Duitse bezetter het leven van zijn zoon diepgaand beïnvloed. Gerard Bruning werd in 1947 ingeschreven aan de afdeling edelsmeden van de Academie Kunstoefening in Arnhem; in 1949 stapte hij over naar de afdeling decoratief en monumentaal maar volgde ook de avondopleiding bij Gijs Jacobs van den Hof, die hem inleidde in het beeldhouwen. In februari 1952 verliet Bruning de academie toen hij atelierruimte vond in Cuijk. Het atelier deelde Bruning met anderen waardoor hij met het pottenbakken in aanraking kwam: een aanzet tot beeldhouwen was gegeven. Maar eerst maakte Bruning in 1955 een grote reis door Zuid-Europa, die veel heeft betekend voor zijn ontwikkeling. Daarna koos Bruning definitief voor de beeldhouwkunst. De reis, de internationale beeldententoonstellingen in park Sonsbeek van 1949 en 1952 en het contact met andere jonge kunstenaars hebben deze keuze beïnvloed, alsook een opdracht voor vier bronzen beelden van de gemeente Cuijk. In 1958 kreeg hij al de Karel-de-Groteprijs voor beeldhouw- en toegepaste kunst van de gemeente Nijmegen. In 1965 won hij een prijsvraag van het Nederlands Centrum van Directeuren; het ontwerp werd tentoongesteld in de Jaarbeurs van Utrecht en als prijs uitgereikt aan DAFdirecteur Hub van Doorne. Daarmee begon een periode van grote opdrachten uit het hele land. Ook als exposant trad hij meer naar buiten met een tentoonstelling in de Keukenhof in 1968 en een expositie in Amsterdam in 1969. In 1978 vertrok Bruning, scheidend van zijn vrouw de beeldhouwster Wilna Haffmans, uit Cuijk, via een verblijf in Horssen, naar Utrecht. Daar stokte de productie van grote beelden en begon Bruning te schrijven, maar zonder publieke erkenning. In 1985 ging hij weer in klei werken, wat later ook opnieuw schilderen. Maar zijn artistieke zekerheid hervond hij niet. De dood maakte een einde aan zijn toenemende vereenzaming. (Gegevens ontleend aan F. van de Schoor (red.), Gerard Bruning, 1930 - 1987: beeldhouwer, schilder, graficus, fotograaf, schrijver. Uitgave Nijmeegs Museum "Commanderie van Sint - Jan", 1982. Naar aanleiding van tentoonstelling in het museum 24 oktober - 22 november 1992.)
Instelling : Etty Hillesum Lyceum Boerhaavelaan - Jo Pessink 1960
Locatie : Boerhaavelaan
Aard van het object : Mozaïek
Voorstelling/titel : Verheerlijking
Techniek/materiaal : Mozaïek van marmer, kwartsiet en travertijn in pastelkleuren
Afmeting : 325 cm x 550 cm
Plaats : In de entreehal
Kunstenaar : Jo Pessink
Datering : 1960
Geschiedenis:
Het werk is in de jaren zeventig door een Amsterdamse firma gerestaureerd.
Bijzonderheden:
Van links naar rechts vertoont het mozaïek drie taferelen. Links Jezus op een ezel bij de intocht in Jerusalem (Johannes 12, 12 - 16). In het midden staat - de meest waarschijnlijke interpretatie - de verrezen Christus afgebeeld die met een wijds gebaar alle schepselen in zijn armen wil sluiten. In het rechter tafereel roept Jezus iemand uit het graf tot leven. We kunnen het tafereel zien als de opwekking van Lazarus, omdat in Johannes, 12, 12 -20 dat wonder de geestdrift van Jezus' supporters bij de intocht in Jerusalem motiveert (zo wordt een relatie gelegd met het linker tafereel); maar de voorstelling kan ook geïnterpreteerd worden als, meer algemeen, de opwekking uit de dood van iedere gelovige mens. De boom op de achtergrond verbeeldt in deze visie de moerbeiboom die met een snippertje geloof (zo klein als een mosterdzaadje) naar zee verplaatst kan worden (Lucas 17, 5 -6). Aldus verbeelden alle drie de scènes een vorm van verheerlijking door het geloof.
Het mozaïek is onderaan in het middendeel gesigneerd met "Pessink 1960".
Jo Pessink
Jo Pessink (Deventer 1928 - 1998) studeerde in de jaren 1945 - 1950 aan de Arnhemse academie Kunstoefening op de Afdeling Illustratie bij Hendrik Valk, van wie hij zijn blijvende liefde voor de grafiek en vooral de steendrukkunst opdeed. In 1950 kreeg hij de Aanmoedigingsprijs van de Werkgemeenschap Arnhemse Kunstenaars en ging hij voor één jaar studeren bij Marc Severin aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. In 1957 kreeg hij de Geraert Terborchprijs van de Provincie Overijssel en in 1959 de Gulden Adelaar van zijn geboortestad Deventer, waar hij zijn hele kunstenaarsbestaan gewoond heeft. In 1991 kreeg hij de Grafiekprijs van Delden tijdens de Grafiekmanifestatie aldaar.
Jo Pessink is van 1963 tot 1989 een gezien docent aan de afdeling monumentale vormgeving van de AKI in Enschede geweest.
Jo Pessink heeft tien solotentoonstellingen gehad, typerend voor hem vrijwel allemaal in het oosten van het land. De laatste, in 1998 in de Bergkerk van Deventer, werd een herdenkingstentoonstelling doordat hij enige weken voor de opening plotseling overleed.
Pessink had een brede belangstelling voor kunsten en culturen: van Chinese karakters en Noord-Franse Romaanse kerken tot de uitbundige Picasso en de sobere schrijvers Nescio en Elsschot. Dat alles verwerkte hij in zijn sobere werk, zowel het vrije als het monumentale.
Als monumentaal werkend kunstenaar, met grote belangstelling voor moderne architectuur, heeft hij steeds samenwerking gezocht met architecten, ingenieurs en ambachtsmensen en hield daarin voor zijn gevoel de Bauhausidealen overeind. Hij was zich daarbij bewust van de eigen spelregels en beperkingen van deze kunstvorm, bepaald door plaats, lichtval, kleur en materiaal van de omgeving en door de verhouding tot de gegeven bouwstructuur.
( Zie Gé Tol, Jo Pessink 1928 - 1998: sporen. Uitgave. Hannema de Stuers Fundatie Heino/Wijhe, 1998).
In het trappenhuis aan de zijde van de Boerhavelaan; het raam Dag tussen de eerste en tweede verdieping; het raam Nacht tussen de begane grond en de eerste etage
Kunstenaar :
Louis Derijks
Datering :
1960
Geschiedenis: De ramen zijn gemaakt in opdracht van de oudervereniging die ze aan de school heeft aangeboden bij de opening van het nieuwe gebouw in november 1960.
Bijzonderheden: Het bovenste raam Dag toont een boer met een graanschoof in zijn rechterarm en één halm in zijn linkerhand; rechts van hem een kraaiende haan en een bloedrood opkomende zon; aan zijn voeten een waterloop met vissen, aan de stroom een boompje. Het raam Nacht, dat één etage lager zit, toont een zittende vrouw met een uil op haar uitgestrekte rechterarm en haar linkerarm geheven voor haar voorhoofd; de vrouw is omgeven door vierentwintig grote en kleinere hemellichamen. Het onderste raam is links onder gesigneerd "Louis Derijks". De titels van de ramen die hierboven gegeven zijn, zijn gebaseerd op mondelinge informatie van de kunstenaar. In het Deventer Dagblad van 22 november 1960 is een bespreking van de ramen opgenomen door ene P. van der Hoeven.
Bespreking "De beide ramen van Derijks geven vorm aan begrippen, zonder welke een zichzelf respecterende schoolgemeenschap niet leven kan: wijsheid en arbeid. Het eerste raam toont ons een zittende vrouwenfiguur met een uil (..). Het tweede raam stelt een boer voor die een korenschoof draagt. Wanneer de ramen goed worden verlicht (..) valt in de eerste plaats de prachtige kleur op. Sterke primaire kleuren in tegen elkaar goed afgewogen dosering, gebonden en verdeeld door de zware loodrichels, zijn tot een boeiend geheel samengevoegd. De ramen bezitten een poëtische kracht en bij deze uitbundigheid van kleur toch een zekere innigheid die ze bijzonder aantrekkelijk maakt. Deze kwaliteiten helpen ons grotendeels heen over zekere onvolkomenheden die zich bij nadere beschouwing niet kunnen verbergen: in de vormgeving met name komt een bepaalde eigengereidheid aan de dag die niet overtuigt. De handen en voeten van de figuren zijn storend in het geheel: de houdingen hebben iets gewrongens en de gezichten herinneren te veel aan de wijze waarop iemand als Gestel zijn modellen behandelde. Bij alle vondsten is er dus nog niet altijd een eigen, overtuigend inzicht. Wat niet wegneemt dat deze vensters een aanwinst voor het gebouw genoemd mogen worden."
Louis Derijks Louis (Ludovicus Petrus Maria) Derijks (Aalst, gemeente Waalre 1929) heeft, na één jaar HBS aan het Geert Groote College, zijn vorming tot monumentaal kunstenaar genoten aan de Middelbare Kunstnijverheidsschool 'Kunstoefening' te Arnhem (1946 - 1950). Dick Broos heeft hem er opgeleid tot glazenier; onder zijn andere docenten is Hendrik Valk Derijks had in Arnhem en in Deventer het gezelschap van Jo Pessink, Willy Zandvliet, Gerard Bruning, Jan Brugge en Max Velthuis. Na zijn afstuderen zwerft hij door Italië en Frankrijk, waar hij in kerken en klooster fresco's schildert. In 1952 verblijft hij in een klooster te Stevensbeek waar hij tegen kost en inwoning het klooster verrijkt met tegeltableaus, glas in lood ramen en wandschilderingen. In 1953 vestigt hij zich in Eindhoven. Vanaf 1957 tot 1987 is hij om den brode in deeltijd leraar aan scholen voor voortgezet onderwijs en vanaf 1975 aan de Akademie voor Industriële Vormgeving Eindhoven en Academie St. Joost te Breda. Daarnaast heeft Derijks als tekenaar, illustrator, ontwerper van drukwerk, glazenier en ruimtelijk vormgever opdrachten uitgevoerd. Zijn glaspiramide in het Muziekcentrum Frits Philips te Eindhoven, gezien naast de hier beschreven ramen, demonstreert hoe een kunstenaar zich qua techniek en vormtaal ontwikkelen kan. Als vrij kunstenaar, al in 1959 gesterkt door de aanmoedigingsprijs van de gemeente Eindhoven, schildert hij aanvankelijk religieuze voorstellingen, portretten, stillevens en landschappen. Na 1965 is zijn werk overwegend abstract en laten zijn schilderijen zich lezen als uitnodigingen tot deelneming in de meditaties van hun maker. Bij zijn 65ste verjaardag heeft Museum Kempenland in 1995 een overzichtstentoonstelling 'Bezinning en verstilling' van Derijks' werk gehouden; aan de catalogus (ISBN 90 -72478-34-7) zijn hier veel gegevens ontleend. Tien jaar later heeft Galerie Covalenco in Geldrop hem met een expositie geëerd.
De sculptuur is geboetseerd uit een mengsel van vooral giet/boetseerbeton en enig graniet.
Afmeting :
De sculptuur meet 135 cm x 100 cm x 100 cm; de sokkel van baksteen meet 75 cm x 100 cm x 100 cm
Plaats :
Op een binnenplaats
Kunstenaar :
Jan Brugge
Datering :
1960
Bijzonderheden Jan Brugge heeft zich laten inspireren door het verhaal in het bijbelboekGenesis 32, 23 - 33. Hetzelfde verhaal is door Berend Hendriks voor de locatie Monumentstraat van het Carmelcollege Salland verbeeld in een glas in lood raam. Onder 'Meer foto's' zijn een paar foto's afgedrukt van de wordingsgeschiedenis en de plaatsing van het beeld.
Jan Brugge Jan Brugge ( Purmerend 1918 - Deventer 2000) heeft zijn opleiding als beeldende kunstenaar genoten aan de Akademie te Arnhem, waar hij les kreeg van onder anderen Hendrik Valk en, in beeldhouwen, van Gijs Jacobs van den Hof. Na de Tweede Wereldoorlog werkte hij eerst vijf jaar als zelfstandig kunstenaar. Daarna was hij twee jaar tekenleraar aan de nieuw opgerichte Rijks HBS te Lochem en vervolgens van 1952 tot 1980 aan het Geert Groote College te Deventer. Ook was hij bijna 25 jaar als creatief therapeut verbonden aan het Psychiatrisch Ziekenhuis Brinkgreve in die stad. Jan Brugge heeft samen met o.a. Willy Zandvliet, Jo Pessink en Hans Ebeling Koning zich na de oorlog ingezet voor de ontwikkeling van de moderne beeldende kunst in Deventer; in wijder, vooral Twents, verband deed hij dat als lid van 'De Nieuwe Groep', het in 1945 door Folkert Haanstra opgerichte gezelschap waarvan als meest bekenden ook de zoons Haanstra, Ben Akkerman, Riemko Holtrop, Henk Lamm en Jan Schoenaker deel hebben uitgemaakt. Jan Brugge gold onder zijn collega's als een integer, aimabel en stabiel leider, open staand voor het werk van anderen en bereid tot discussie erover. Jan Brugge was vooral schilder en tekenaar, al heeft hij meer monumentaal werk gemaakt dan het hier getoonde beeld. In zijn werk zocht Brugge vooral naar harmonie in vorm en kleur, als een tegenwicht van wat hij in de maatschappij aan kwaad en lelijks zag. Geleidelijk won daarmee ook de abstractie veld in zijn werk en ging hij zoals hij zelf zei in 1983 'over de grenzen van de werkelijkheid'. Jan Brugge heeft geëxposeerd in Deventer, Nijmegen, Zwolle, Goor, Amsterdam, Den Haag, Londen. Werk van hem is in particulier bezit in binnen- en buitenland en in de rijkscollectie.
Geschiedenis: De sculptuur is aangeschaft in het kader van de percentageregeling bij de bouw van het Alexander Hegius in 1954. Bij de verhuizing naar de nieuwe school, Het Vlier, in 1973 is het beeld meegenomen en daar geplaatst.
Bijzonderheden: De sculptuur is gesigneerd "Th. Wieringa 1954" in het grondvlak aan de achterkant.
Theo Wieringa Theo (Theodorus Martinus) Wieringa (Arnhem 1921 - Oosterbeek 2000) was leerling van het Opleidingsinstituut voor tekenleraren te Amsterdam, waarschijnlijk van 1939 tot 1943; hij behaalde er de akte Ma, Mb en Mc. Daarna volgde hij één jaar de avondcursus aan de Rijksacademie te Amsterdam. Als beeldhouwer was hij autodidact. Vanaf 1947 tot aan 1980 heeft Wieringa tekenles gegeven, eerst alleen aan het Arnhems gymnasium, later ook aan het Alexander Hegius in Deventer, maar steeds in deeltijd zodat er tijd voor eigen artistieke activiteiten overbleef. Wieringa heeft zijn hele leven aquarellen en olieverfschilderijen gemaakt, in zijn jongere jaren ook etsen en houtgravures. Ook het beeldhouwen en boetseren is hij geleidelijk minder gaan doen. Wieringa heeft altijd figuratief gewerkt; expressie van het innerlijk (doorleefde) stond bij hem voorop. Zelf was hij gelukkig met zijn stenen beeld 'De luisterende Muze' en met zijn bronzen kop van de door hem bewonderde sopraan Maria Callas. Wieringa heeft weinig geëxposeerd, behalve in de eigen omgeving ook in Haarlem, Vlaardingen, Amsterdam en in Frankrijk, negenmaal in het door hem geliefde Chateau du Marais (ten zuiden van Parijs) en ook in Parijs zelf. De veelzijdige Wieringa begon in de jaren zestig een zangstudie (bariton); hij gaf veel concerten en radiorecitals onder andere met Felix de Nobel als begeleider en componeerde ook chansons. Ook schreef Wieringa gedichten vooral vanaf 1972, niet alleen in het Nederlands maar ook in het Frans, Engels en Duits. Vele ervan zijn reflecties op bijgewoonde concerten, voordrachten, bewonderde beeldende kunst en dergelijke en zijn als hommages verlucht met zijn schetsen van de betreffende kunstenaars.
Geschiedenis: Het werk is in opdracht gemaakt, in het kader van de percentageregeling, ter gelegenheid van de bouw van de school. Door procedurele problemen en traagheid zit er een periode van jaren tussen de eerste opdracht en de uiteindelijke realisering; het gebouw zelf is al in 1973 gereed gekomen.. Toen het werk bijna geplaatst zou worden, is nog eenscommotie onder de leerlingenontstaan.
Bijzonderheden: In een grondvlak van ingemetselde zwerfkeien zijn twee roestvaste stalen pylonen verankerd. De rechthoekige pylonen (375 cm x 50 cm x 50 cm) zijn bovenaan gebogen. De gladde pylonen, waarvan de huid door bewerking met een slijpschijf talloze "vlekjes" vertoont, contrasteren met het ruwe grondvlak. De hal was tevens bekleed met twaalf schilderingen in blauw en groen op de borstweringen tussen de eerste en tweede verdieping; deze schilderingen hadden overeenkomst met de pylonen. Deze zijn vernietigd toen de schoolleiding een 'kleurenplan' voor de hele school heeft doorgevoerd.
Jan Baetsen Jan (Johannes Hubertus Gertrudis) Baetsen (Roermond 1944) heeft zijn opleiding genoten aan de Stadsacademie van Maastricht (1959 - 1962; leraar H. Koolen) en in dezelfde stad aan de Jan van Eyckacademie (1962 - 1965; leraar Ko Sarneel). Spoedig daarna vertrok hij naar Twente, dat hij sindsdien niet meer verlaten heeft, al brengt hij sinds 1990 veel tijd door in Hongarije. Daar wordt hij blijkens opdrachten en exposities zeer gewaardeerd. Baetsen geniet bekendheid als maker van sculpturen die hij vooral in de periode van 1970 tot 1990 gemaakt heeft. Daarna is hij zich veel meer op tekenen en schilderen gaan toeleggen. Zijn creativiteit als beeldhouwer spreekt uit de lijst van ruim vijftig tentoonstellingen (solo en in groepsverband) die hij vanaf 1965 gehad heeft (ook daarvan de laatste jaren veel in Hongarije) en uit de ongeveer 25 verworven opdrachten in dezelfde jaren. In al zijn werk, zowel het twee- als driedimensionale, is het uitgangspunt van Baetsen het gebruik van formele elementen als lijn, vierkant, rechthoek, cirkel etc. Daarnaast besteedt Baetsen veel aandacht aan het oppervlak: de huid van zijn veelal in roestvast staal uitgevoerde beelden voorziet hij door slijpwerk van levendige vlekjes die contrasteren met de statische grondvormen ervan; de huid van zijn tekenwerk leeft door de ontelbare minutieuze potloodstreepjes.
In een u-vormige gang op de eerste verdieping van het schoolgebouw
Kunstenaar :
Het werk is gemaakt door leerlingen uit de klassen 6VWO, 5VWO en 5HAVO onder begeleiding van de docenten Gré Leffers en Ton Grubben.
Datering :
2005
Geschiedenis: In het voorjaar van 2004 is het idee ontstaan om het mozaïek te maken bij wijze van examenopdracht voor de tekengroepen in 6VWO van het schooljaar 2004/2005. Het doel werd een identiteitversterkende, niet als cosmetica overkomende, verfraaiing van de schoolgang bij de lokalen van de kunstvakken. Al gauw is gestart met een speurtocht naar materiaalsponsors. Uiteindelijk is het project gesponsord door Koninklijke MOSA te Maastricht, Jongensinternaat De Holterhoek te Diepenveen, de firma Klosters te Deventer, de firma Ben Verhaard te Deventer, de firma Schönox uit Duitsland en de oudervereniging van de school. Aan het begin van het schooljaar 2004/2005 is de ontwerpfase begonnen en in oktober 2004 verschenen de eerste tegelstukjes op de grijze betonstenen wanden. In maart 2005 zijn alle tot dan toe gemaakte mozaïeken klaar en gevoegd door de leerlingen zelf, waarna op 6 maart de officiële opening heeft plaatsgevonden.
Bijzonderheden: Het werk is door de leerlingen gesigneerd, het zij in mozaïekstukjes in het werk, of met watervaste stift op het werk. De leerlingen uit 5 HAVO en 5 VWO hebben aan het project deelgenomen op eigen verzoek. Zij vonden de opdracht van hun schoolgenoten uit 6 VWO zo inspirerend dat ze hun docenten gevraagd hebben een opengebleven muurvlak te mogen bewerken. Voor alle leerlingen geldt dat ze met het realiseren van deze opdracht ervaringen hebben opgedaan die hun schoolleven hebben verrijkt: ervaringen met beeldend werk, techniek, groepswerk, doorzettingsvermogen. De foto's zijn beschikbaar gesteld door Koninklijke Mosa te Maastricht.
Ton Grubben A.H.G. ( Ton) Grubben (Venlo 1953) heeft de opleiding Tekenen MO A en B gevolgd aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Van 1977 (het jaar dat hij zijn opleiding afsloot) tot 1980 is hij als docent tekenen werkzaam geweest aan de katholieke scholengemeenschap voor havo en vwo het Jeruzalem College te Venray. In augustus 1980 begon hij zijn werk aan het Geert Groote College. Vanaf 2003 is hij werkzaam aan de bovenbouwschool het Vlier van het Etty Hillesumlyceum als docent CKV1, CKV2 en CKV3 tekenen. Voor musicals die het Geert Groote College opvoerde in de Deventer schouwburg heeft hij decors ontworpen en gemaakt. Bij voldoende vrije tijd en inspiratie, dus onregelmatig, doet hij aan schilderkunst en fotografie.
Gré Leffers Gré Leffers (Dedemsvaart 1967) heeft van 1984 tot en met 1989 de opleiding tekenen en schilderen genoten aan de Cristelijke Academie voor Beeldende Kunsten te Kampen. Daarna heeft ze aan hetzelfde instituut in de jaren 1989 tot en met 1991 de eerstegraads lerarenopleiding gevolgd. In 1992 en 1993 is ze werkzaam geweest aan het Isendoorn College in Warnsveld. Vanaf 1993 werkt ze in Deventer, aan het Alexander Hegius Lyceum respectievelijk het Etty Hillesumlyceum. Vanaf 2003 is ze docent CKV1, CKV2, CKV3 en tekenen aan de bovenbouwschool Het Vlier.
Geschiedenis: Gemaakt en geplaatst bij de bouw van de school in het kader van de percentageregeling
Bijzonderheden: De vijver is in de loop van de tijd gedempt, omdat die volgens de schoolleiding niet schoon te houden viel. Daardoor is de fontein nu niet anders dan als 'gewone' sculptuur herkenbaar. De begroeiing in de vijver is bovendien zo hoog en ruig geworden, dat het beeld voor een flink deel onzichtbaar is geworden en daardoor minder imposant. De directie en de kunstenares zijn intussen overeengekomen dat de vijver zal worden leeg gegraven en omgebouwd tot een 'zitkuil', blauw geschilderd zodat de associatie met water in stand wordt gehouden. Het beeld wordt schoongemaakt en zo nodig gerestaureerd. Onder 'Meer foto's' zijn opnamen te zien van de fontein in zijn oorspronkelijke staat.
Renate Vincken Renate (Renate Femke) Vincken (Leeuwarden 1943) is opgeleid aan de Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem ( o.a. bij Sefan Stauthamer) en aan de Rietveld Academie te Amsterdam (bij B. Guntenaar, J. Wong en C. Kneulman), waar ze in 1966 afstudeerde als beeldhouwster. Ze heeft zich verder bekwaamd o.a. in 1974 aan de Kokoschka Akademie te Salzburg, waar ze bij Manzu bronsgieten leerde, en - met een stipendium - in 1978 aan de Keramische Werkplaats te Heusden; bij TNO in Delft volgde ze een cursus plastics. Sinds 1968 werkt ze als zelfstandig kunstenaar in Deventer. In die stad heeft in de jaren zeventig en tachtig veel monumentaal werk gemaakt: onder andere een wandsculptuur voor het politiebureau, een open-les-ruimte van gekleurde baksteen voor de Dr. Voorthuizenschool en de fonteinen die het Etty Hillesumlyceum kent. Daarna volgden opdrachten door het hele land. Een recente opdracht is die voor keramische reliëfs aan de appartementen op het Pothoofd in Deventer. Haar monumentaal werk kent een opvallende variatie in materiaalgebruik:behalve keramiek, natuursteen, baksteen, polyester en beton ook hout (o.a. een sculptuur voor de centrale bibliotheek van Leiden). Renate Vincken besteedt in dit werk ook veel aandacht aan de vormgeving van de ruimte, in het samenspel van architectuur, beeldende kunst en de beoogde gebruikers van de opdracht. In het oog springt haar project in de Buiten Noordenberg, een oude wijk in de binnenstad van Deventer. Ze gaf die nieuw leven door het aanbrengen van eenheid scheppende sierbestrating, zit- en speelobjecten, muurschilderingen en elementen ter regulering van het verkeer. Intussen is Renate Vincken vooral bezig met autonoom werk in verschillende disciplines. Renate Vincken heeft vanaf 1970 regelmatig geëxposeerd, eerst vooral in groepsverband, vanaf 1990 ook veel solo, niet alleen in Nederland maar ook Kopenhagen, Antwerpen, Londen, Michigan (USA) en in het Finse Vaasa. Daar maar ook in Michigan en aan de Canberra School of Art in Australië heeft ze als artist in residence gewerkt. Van haar vele nevenactiviteiten noemen we haar docentschap in kadercursussen van de Werkschuit te Amsterdam, in volkshogescholen en in de Drentse creatieve zomerkampen Pier van Brakel.
Bijzonderheden: Het werk is afgebeeld in Gé Tol, Jo Pessink 1928 - 1998: sporen. (Zie hieronder)
Jo Pessink Jo Pessink (Deventer 1928 - 1998) studeerde in de jaren 1945 - 1950 aan de Arnhemse academie Kunstoefening op de Afdeling Illustratie bij Hendrik Valk, van wie hij zijn blijvende liefde voor de grafiek en vooral de steendrukkunst opdeed. In 1950 kreeg hij de Aanmoedigingsprijs van de Werkgemeenschap Arnhemse Kunstenaars en ging hij voor één jaar studeren bij Marc Severin aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. In 1957 kreeg hij de Geraert Terborchprijs van de Provincie Overijssel en in 1959 de Gulden Adelaar van zijn geboortestad Deventer, waar hij zijn hele kunstenaarsbestaan gewoond heeft. In 1991 kreeg hij de Grafiekprijs van Delden tijdens de Grafiekmanifestatie aldaar. Jo Pessink is van 1963 tot 1989 een gezien docent aan de afdeling monumentale vormgeving van de AKI in Enschede geweest. Jo Pessink heeft tien solotentoonstellingen gehad, typerend voor hem vrijwel allemaal in het oosten van het land. De laatste, in 1998 in de Bergkerk van Deventer, werd een herdenkingstentoonstelling doordat hij enige weken voor de opening plotseling overleed. Pessink had een brede belangstelling voor kunsten en culturen: van Chinese karakters en Noord-Franse Romaanse kerken tot de uitbundige Picasso en de sobere schrijvers Nescio en Elsschot. Dat alles verwerkte hij in zijn sobere werk, zowel het vrije als het monumentale. Als monumentaal werkend kunstenaar, met grote belangstelling voor moderne architectuur, heeft hij steeds samenwerking gezocht met architecten, ingenieurs en ambachtsmensen en hield daarin voor zijn gevoel de Bauhausidealen overeind. Hij was zich daarbij bewust van de eigen spelregels en beperkingen van deze kunstvorm, bepaald door plaats, lichtval, kleur en materiaal van de omgeving en door de verhouding tot de gegeven bouwstructuur. ( Zie Gé Tol, Jo Pessink 1928 - 1998: sporen. Uitgave. Hannema de Stuers Fundatie Heino/Wijhe, 1998)
Zeefdruk; op de buitenkant van het binnenste raam van dubbele ramen is een patroon aangebracht
Afmeting :
Het zijn 48 ramen, elk 75 cm x 170 cm; inclusief de belijsting meet de ramenwand 725 centimeter x 1100 cm
Plaats :
In de centrale hal
Kunstenaar :
Titia Ex
Datering :
1990
Geschiedenis: In 1990 is een nieuw gedeelte aan de school, toen Mr. Van Marlescholengemeenchap, gebouwd; ter gelegenheid daarvan is deze zeefdruk gemaakt.
Bijzonderheden: De zeefdruk is in twee drukken aangebracht: een laag gele transparante inkt en een dito blauwe. Dit veroorzaakt de groene zweem die over het werk ligt. Overdag is de uitstraling naar buiten geel, 's avonds blauw. De afbeelding bestaat uit veel gereedschap in het midden, een muur in aanbouw aan de beide zijkanten en een reeks van getallen, 8 tot en met 18, onder de hele voorstelling doorlopend; de getallen geven de nummering aan voor het terughangen van het gereedschap. Het werk is niet gesigneerd; Titia Ex heeft gezegd dat zij dat graag alsnog wil doen.
Titia Ex Titia Ex (Terwindselen 1959) heeft gestudeerd aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam (1986 - 1988). Sindsdien is ze als zelfstandig kunstenaar werkzaam te Amsterdam. Oorspronkelijk maakte Titia Ex films en videowerken. In haar latere installaties en opdrachten voor openbare ruimtes blijft het licht een belangrijke rol spelen naast de locatie zelf. Titia Ex heeft intussen een stroom van exposities gehad, individueel en in groepsverband, in Nederland (Museum Fodor Amsterdam, Stedelijk Museum De Lakenhal Leiden, Noord-Brabants Museum Den Bosch, Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam) en in het buitenland ( New York, Tokio, Berlijn, Graz). Onder haar vele opdrachten voor kunst in de openbare ruimte vallen op een grote glaswand van de stationshal in Den Bosch, een vlinder van glas appliqué in de draaideuren van het Van Leyenburg Ziekenhuis in Den Haag, glaswanden in het Sint-Oelbert Gymnasium te Oosterhout en recent drie figuren met het thema "evenwicht" in het Hojelcomplex te Utrecht voor de Centrale Raad van Beroep. Op haar mooie website (www.xs4all.nl/~titiaex), die veel in opdracht gemaakt werk toont, wordt de volgende karakteristiek van haar werk geciteerd: "Het werk van Titia Ex bevindt zich op de grens tussen aanwezigheid en afwezigheid, tussen realiteit en illusie, tussen substantie en transparantie, tussen licht en schaduw, tussen kunst en kitsch, tussen traditie en vernieuwing. Alledaagse voorwerpen krijgen onder haar handen een onalledaagse allure en een poėtische lading.
De zitbanken meten 40 cm x 100 cm x 200 cm; de twee beelden (staand resp. liggend) die de fontein vormen, meten resp. 140 cm x 80 cm x 220 cm en 60 cm x 80 cm x 220 cm
Plaats :
In depot
Kunstenaar :
Renate Vincken
Datering :
1975
Geschiedenis: De sculptuur is oorspronkelijk gemaakt voor de RABObank in het centrum van Deventer. Toen deze verbouwd werd en het beeld er niet meer paste, heeft de bank het cadeau gedaan aan de Chr. Scholengemeenschap Revius. Daar is het in de hal geplaatst, maar vanwege de voortdurende vervuiling ervan is het beeld 'verbannen', toen het Revius onderdeel werd van het Etty Hillesumlyceum. Inmiddels zijn de schoolleiding en de kunstenares overeengekomen dat het beeld gereconstrueerd wordt, zij het niet als fontein, en een plaats krijgt vóór het bureau van de centrale directie aan de Laan van Borgele.
Bijzonderheden: De foto geeft de sculptuur weer in de oorspronkelijke staat en op de oorspronkelijke plaats in de RABObank.
Renate Vincken Renate (Renate Femke) Vincken (Leeuwarden 1943) is opgeleid aan de Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem ( o.a. bij Sefan Stauthamer) en aan de Rietveld Academie te Amsterdam (bij B. Guntenaar, J. Wong en C. Kneulman), waar ze in 1966 afstudeerde als beeldhouwster. Ze heeft zich verder bekwaamd o.a. in 1974 aan de Kokoschka Akademie te Salzburg, waar ze bij Manzu bronsgieten leerde, en - met een stipendium - in 1978 aan de Keramische Werkplaats te Heusden; bij TNO in Delft volgde ze een cursus plastics. Sinds 1968 werkt ze als zelfstandig kunstenaar in Deventer. In die stad heeft in de jaren zeventig en tachtig veel monumentaal werk gemaakt: onder andere een wandsculptuur voor het politiebureau, een open-les-ruimte van gekleurde baksteen voor de Dr. Voorthuizenschool en de fonteinen die het Etty Hillesumlyceum kent. Daarna volgden opdrachten door het hele land. Een recente opdracht is die voor keramische reliëfs aan de appartementen op het Pothoofd in Deventer. Haar monumentaal werk kent een opvallende variatie in materiaalgebruik:behalve keramiek, natuursteen, baksteen, polyester en beton ook hout (o.a. een sculptuur voor de centrale bibliotheek van Leiden). Renate Vincken besteedt in dit werk ook veel aandacht aan de vormgeving van de ruimte, in het samenspel van architectuur, beeldende kunst en de beoogde gebruikers van de opdracht. In het oog springt haar project in de Buiten Noordenberg, een oude wijk in de binnenstad van Deventer. Ze gaf die nieuw leven door het aanbrengen van eenheid scheppende sierbestrating, zit- en speelobjecten, muurschilderingen en elementen ter regulering van het verkeer. Intussen is Renate Vincken vooral bezig met autonoom werk in verschillende disciplines. Renate Vincken heeft vanaf 1970 regelmatig geëxposeerd, eerst vooral in groepsverband, vanaf 1990 ook veel solo, niet alleen in Nederland maar ook Kopenhagen, Antwerpen, Londen, Michigan (USA) en in het Finse Vaasa. Daar maar ook in Michigan en aan de Canberra School of Art in Australië heeft ze als artist in residence gewerkt. Van haar vele nevenactiviteiten noemen we haar docentschap in kadercursussen van de Werkschuit te Amsterdam, in volkshogescholen en in de Drentse creatieve zomerkampen Pier van Brakel.
Stalen platen die tot pylonen aan elkaar gelast zijn en als zodanig wederom in stompe hoeken aan elkaar gelast; geschilderd
Afmeting :
De pylonen zijn 50 cm x 50 cm en variëren in lengte; het totale werk meet 250 cm x 1000 cm x 1500 cm
Plaats :
De sculptuur, die van de oude VMBO-locatie aan de Willem de Zwijgerlaan is meegenomen, heeft op de nieuwe locatie nog niet zijn definitieve plaats gekregen.
Kunstenaar :
Lon Pennock
Datering :
1970
Geschiedenis: Het werk is gemaakt in het kader van de percentageregeling. Aanvankelijk was het de bedoeling dat leerlingen van de LTS Sint Bernardus het beeld voor een deel zelf zouden vervaardigen. Pennock schrijft hierover in een toelichting bij het ontwerp (gedateerd 24 april '70): 'In samenwerking met de direktie van de school is het plan gegroeid, om de leerlingen zoveel mogelijk in te schakelen bij de uitvoering van de objecten. Een gedeelte van de objecten zal worden geprefabriceerd, waarna de montage van deze stukken, de bekleding en het schilderwerk o.l.v. leerkrachten en met mijn medewerking door de leerlingen zal worden uitgevoerd.' In ieder geval is de montage door de leerlingen uiteindelijk niet gelukt doordat de school niet over toereikende apparatuur beschikte. Het werk is toen gerealiseerd door smid Franz Ruth te Denekamp.
Bijzonderheden: Het werk is op een balk onderaan gesigneerd "LP 70" De sculptuur staat vermeld in het chronologisch overzicht van opdrachten die Pennock gemaakt heeft, in K. Rijnbout e.a., Lon Pennock skulptuur 1968 - 2003. Den Haag, uitg. Lannoo, 2003. ISBN 90-209-5408 3.
Lon Pennock Lon Pennock ('s Gravenhage 1945) genoot zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in zijn geboortestad (1962 - 1967); daarna studeerde hij nog aan de Ecole nationale supérieure des Beaux-Arts te Parijs (1967 - 1968). Het jaar daarop won hij de Buys van Hulten-prijs voor jonge beeldhouwers en de Jacob Maris-aanmoedigingsprijs. In 1973 en 1979 heeft hij stipendia gehad van het Ministerie van CRM. Vanaf 1969 heeft Pennock aan ruim zeventig tentoonstellingen en manifestaties deelgenomen. In ongeveer dezelfde periode heeft hij meer dan dertig werken in opdracht vervaardigd, nog afgezien van de niet uitgevoerde ontwerpen. Het beeld dat het Etty Hillesum Lyceum dankt aan de opdracht van het bestuur van de Sint-Bernardus-scholen in Deventer, behoort tot de vroegste van deze serie. Het beeld in de vijver van het KNMI te De Bilt "Shadow Sculpture" uit 1998 is een van de bekende latere. Werk van Pennock, die ook kleine plastieken en collages maakt, bevindt zich in musea, in particuliere bezit en in overheidscollecties in Nederland, Frankrijk, België, Duitsland, Italië, Zweden, Portugal, Tsjecho-Slowakije en de Verenigde Staten van Amerika. Een uitvoerig overzicht van zijn werk met data en beschouwende artikelen geeft K. Rijnbout e.a., Lon Pennock skulptuur 1968 - 2003. Den Haag, uitg. Lannoo, 2003. ISBN 90-209-5408 3.
De sculptuur meet 55 cm x 40 cm en staat op een sokkel van zwart marmer die 20 cm x 18 cm x 6 cm meet
Plaats :
In de grote hal
Kunstenaar :
Eric Claus
Datering :
Onbekend
Geschiedenis: Het beeld is verkregen als beloning door UNICEF van door de school ondernomen acties. De school behoorde met Het Vlier toen tot de twintig die door Unicef zijn onderscheiden met afgietsels van het zelfde beeld.
Bijzonderheden: De foto dateert van vóór de ingebruikneming van Het Stormink.
Eric Claus Eric Claus (Haarlem 1936) is leerling geweest van de Grafische School te Amsterdam, van de Rijksnormaalschool voor tekenleraren te Amsterdam en van de Rijksacademie aldaar. In 1961 heeft Claus de Sportprijs van het Prins Bernhardfonds gewonnen; een jaar later de eerste prijs van de Vereniging voor Penningkunst en in 1987 de Thérčse van Duyl Schwartze portretprijs. Deze prijzen geven een indicatie van het werkterrein van Claus: hij heeft veel sculpturen en penningen ontworpen voor prijzen (zoals de P.C. Hooftprijs, Louis d'Or, Theo d'Or, Harlekino, Colombina, Toon Martensprijs, E.C.I. prijs, Shellprijs) en portretten gemaakt. Ook het vrije werk van Claus is figuratief. Veel van zijn beelden (grote en kleine) zijn te groeperen rond thema's waarin Claus zich gedurende vele jaren intensief heeft verdiept: de comedia dell'arte, filosofen van de twintigste eeuw en de klassieke mythologie. Werk van Claus bevindt zich in collecties van de overheid, particulieren en het bedrijfsleven. De meest recente en uitvoerige informatie over Claus, die algemeen als een belangrijk beeldhouwer wordt beschouwd, geeft de tentoonstellingscatologus 'Claus 2004', uitgave van de Kunststichting Hazart in Soest 2004 (behorend bij de gelijknamige tentoonstelling in Park Klein Engendaal 11 juni 2004 - 2 oktober 2004).